ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Spaans
De Uitgeversgroep
SPA A2 HO
A2 - 2e editie
Hoofdstuk 2.0 - Wensen inventariseren
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Spaans
Nederlands
¿A qué hora se sirve el desayuno?
=
Hoe laat wordt het ontbijt geserveerd?
¿A qué nombre ha reservado?
=
Op welke naam heeft u gereserveerd?
¿Adónde quieren ir?
=
Waar wilt u heen?
¿Cómo quieren viajar?
=
Hoe wilt u reizen?
¿Cuál es su número de reserva?
=
Wat is uw reserveringsnummer?
¿Cuándo quieren ir?
=
Wanneer wilt u gaan?
¿Cuántos años tienen sus hijos?
=
Hoe oud zijn uw kinderen?
¿Cuántos días quieren quedarse?
=
Hoeveel dagen wilt u blijven?
¿De dónde son ustedes?
=
Waar komt u vandaan?
¿Dónde está el mostrador de información?
=
Waar is de informatiebalie?
¿Está claro?
=
Is het duidelijk?
¿Hasta cuándo quieren alojarse?
=
Tot wanneer wilt u verblijven?
¿Hay actividades para niños?
=
Zijn er activiteiten voor kinderen?
¿No les interesan los campings?
=
Bent u niet in campings geïnteresseerd?
¿Os interesan las ciudades antiguas?
=
Zijn jullie geïnteresseerd in oude steden?
¿Para cuántas noches?
=
Voor hoeveel nachten?
¿Por qué quieren cambiar de habitación?
=
Waarom wilt u een andere kamer?
¿Qué le gusta hacer durante las vacaciones?
=
Wat vindt u leuk om te doen tijdens de vakantie?
¿Qué le pasa?
=
Wat is er met u aan de hand?
¿Qué tipo de habitación prefieren?
=
Wat voor soort kamer heeft u het liefst?
¿Quién es su agente de viajes?
=
Wie is uw reisagent?
¿Quieren la habitación con baño?
=
Wilt u een kamer met ligbad?
¿Quieren utilizar el aparcamiento?
=
Wilt u gebruik maken van de parkeerplaats?
¿Te gusta hacer una excursión?
=
Vind je het leuk om een excursie te maken?
¿Tiene una habitación libre?
=
Heeft u een kamer vrij
¿Toman el desayuno en el hotel?
=
Wilt u ontbijten in het hotel?
El código de la barrera es 4857
=
De code van de slagboom is 4857
El comedor está en la planta baja
=
De eetzaal is op de begane grond
El nombre de usuario
=
De gebruikersnaam
El piso no fumadores
=
De niet rokers verdieping
El programa de actividades
=
Het activiteitenprogramma
El próximo lunes
=
Aanstaande maandag
En régimen de media pensión
=
Op basis van half pension
La contraseña
=
Het wachtwoord
La habitación está en la cuarta planta
=
De kamer is op de vierde verdieping
Las Islas Canarias
=
De Canarische Eilanden
Lo veo
=
Ik zie het
Me da igual
=
Het maakt mij niet uit
Me gusta la playa
=
Ik houd van het strand
Me gusta visitar un museo
=
Ik vind het leuk om een museum te bezoeken
Nos da igual
=
Het maakt ons niet uit
Nos gustan los hoteles de 5 estrellas
=
Wij houden van 5-sterrenhotels
Nos interesa visitar una ciudad
=
Wij zijn geïnteresseerd om een stad te bezoeken
Una habitación para dos noches
=
Een kamer voor twee nachten