Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Spaans Nederlands
  • ¡Buen provecho! / ¡Que aproveche! = Smakelijk eten!
  • ¿A nombre de quién? = Op wiens naam?
  • ¿Cómo quiere el filete? = Hoe wilt u de filet/biefstuk?
  • ¿Desean algo de aperitivo? = Wilt u een aperitief?
  • ¿Han terminado de comer? = Bent u klaar met eten?
  • ¿Les tomo nota? = Kan ik de bestelling opnemen?
  • ¿Lleva pimiento el estofado? = Zit er paprika in de stoofschotel?
  • ¿Me permiten los abrigos? = Kan ik uw jassen aannemen?
  • ¿Me trae un poco más de…? = Brengt u mij nog wat…/een beetje…?
  • ¿Necesita algo más? = Heeft u verder nog iets nodig?
  • ¿Prefiere usted el vino seco o afrutado? = Heeft u liever droge of een fruitige wijn?
  • ¿Qué desea? = Wat wenst u?
  • ¿Qué desean de postre? = Wat wilt u als nagerecht?
  • ¿Qué les traigo para beber? = Wat kan ik u te drinken brengen?
  • ¿Qué nos puede recomendar? = Wat raadt u ons aan?
  • ¿Qué va a tomar? = Wat neemt u?
  • ¿Quiere ver la carta de postres? = Wilt u de dessertkaart zien?
  • ¿Todo está en orden? = Is alles naar wens?
  • ¿Todo ha estado bien? = Is alles naar wens geweest?
  • ¿Usted quiere probar el vino? = Wilt u de wijn proeven?
  • ¿Ya ha elegido? = Heeft u al een keuze gemaakt?
  • ¿Ya saben qué van a tomar? = Weet u al wat u neemt?
  • A elegir = Naar keuze
  • A la plancha = Gegrild
  • Ahora mismo les voy a traer otras = Ik breng u meteen nieuwe
  • Ahora mismo/enseguida = Komt er aan!
  • Al ajillo = Bereid met knoflook
  • Al estilo asiático = Op Aziatische wijze
  • Al punto = Half doorbakken/medium
  • Aparte del menú hoy tenemos = Behalve het menu hebben we vandaag
  • Aquí tengo el estofado para el señor = Hier heb ik de stoofschotel voor meneer
  • Aquí tienen la carta = Hier heeft u de kaart
  • Bienvenidos = Welkom
  • Caliente = Warm
  • Coger = Halen
  • Crudo = Rauw
  • De acuerdo = Oké
  • De color rojo = Rood van kleur
  • De primero = Als voorgerecht
  • De segundo = Als hoofdgerecht
  • De segundo tenemos = Als hoofdgerecht hebben we
  • El aceite de nuez = De notenolie
  • El bistec = De biefstuk
  • El café con leche = De koffie met melk
  • El café cortado = De zwarte koffie met een beetje melk
  • El café descafeinado = De cafeïnevrije koffie
  • El café solo = De zwarte koffie
  • El cambio es para usted = Het wisselgeld is voor u
  • El cubito de hielo = Het ijsblokje
  • El estofado lleva zanahoria, cebolla y tomate = Er zit wortel, ui en tomaat in de stoofschotel
  • El gazpacho andaluz = De koude tomatensoep uit Andalusië
  • El grado de cocción = De gradatie van gaarheid/cuisson
  • El interior = De binnenkant
  • El postre = Het dessert/nagerecht
  • El primer plato = Het voorgerecht
  • El salmón ahumado = De gerookte zalm
  • El segundo plato = Het hoofdgerecht
  • El té frío = De ijsthee
  • El té negro = De zwarte thee
  • El té verde = De groene thee
  • El vino afrutado = De fruitige wijn
  • El vino blanco = De witte wijn
  • El vino de la casa = De huiswijn
  • El vino rosado = De rosé wijn
  • El vino seco = De droge witte wijn
  • El vino tinto = De rode wijn
  • El vino va muy bien con la carne = De wijn past goed bij het vlees
  • Es la especialidad de la casa = Het is de specialiteit van het huis
  • Es un pescado blanco = Het is een witvis
  • Está demasiado salado = Het is te zout
  • Esta mesa está lista para ustedes = Deze tafel is voor u
  • Estar a régimen = Op dieet zijn
  • Estar embarazada = Zwanger zijn
  • Falta sal = Er zit geen zout in
  • Fresco = Vers
  • Frío = Koud
  • Hay algunos platos ligeros en la carta = Er staan wat lichte gerechten op de kaart
  • Hecho = Gaar
  • La caña = Het biertje
  • La carta de bebidas = De drankenkaart
  • La cerveza de barril = Het bier van het vat
  • La comida ha estado deliciosa = Het eten was heerlijk
  • La crema catalana = De Catalaanse room
  • La cuenta = De rekening
  • La infusión = De kruidenthee
  • La jarra = De karaf
  • La lasaña = De lasagne
  • La nuez/las nueces = De noot/noten
  • La paella lleva mariscos = Er zitten schelpdieren in de paella
  • La pechuga de pato = De eendenborst
  • La pimienta = De peper
  • La sal = Het zout
  • La trufa = De truffel
  • Le recomiendo el filete de ternera = Ik adviseer u de kalfsbiefstuk
  • Libre = Vrij
  • Lleva mucha sal = Het bevat veel zout/er zit veel zout in
  • Mi colega va a coger sus abrigos = Mijn collega haalt uw jassen
  • Muy hecho = Erg gaar
  • Necesito su consejo = Ik heb een advies nodig
  • Ningún problema = Geen enkel probleem
  • No queda… = Er is geen....meer.
  • No quedan... = Er zijn geen...meer
  • No tomo postre = Ik neem geen nagerecht
  • Omitir = Weglaten
  • Otro/otra/otros/otras = Nog een…/nog wat…
  • Pagar en efectivo = Contant betalen
  • Poco hecho / Sangrante = Saignant
  • Por fuera = Aan de buitenkant
  • Probar = Proberen/proeven
  • Puede elegir el caldo claro = U kunt de heldere bouillon kiezen
  • Rico = Lekker
  • Rosado por dentro = Rosé aan de binnenkant/van binnen
  • Siganme señores = Loopt u maar met mij mee
  • Soso = Flauw
  • Suave = Zacht/mild
  • Tampoco tomo postre = Ik neem ook geen nagerecht
  • Tenemos un vino delicioso y muy suave = We hebben een heerlijke, zeer zachte wijn
  • Tenemos una mesa reservada para dos = We hebben een tafel voor 2 personen gereserveerd
  • Tener alergía a = Allergisch zijn voor
  • Tener intolerancia a la lactosa = Lactose-intolerantie hebben
  • Tierno = Mals
  • Tomar nota = De bestelling opnemen
  • Tráigame un café solo = Brengt u me een zwarte koffie
  • Tráiganos = Brengt u ons
  • Tráiganos una botella = Brengt u ons een fles
  • Una mesa para 2 personas = Een tafel voor 2 personen
  • Va muy bien con = Het past goed bij….
  • Vuelta y vuelta = Om en om dichtschroeien
  • Yo todavía no he decidido = Ik heb nog niet besloten