Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Spaans Nederlands
  • Es amor a primera vista = Het is liefde op het eerste gezicht
  • Podemos = We kunnen
  • Podemos llevarnos bien unos con otros

    We kunnen goed met elkaar opschieten

  • Ellos = Ze
  • Ellos no se llevan muy bien

    Ze krijgen niet heel goed

  • Te extraño = ik mis je
  • Te extraño mucho

    ik mis je heel erg

  • muchos = veel
  • Te he echado muchos de menos

    Ik heb veel minder gemist

  • He soñado contigo = Ik heb over je gedroomd
  • día = dag
  • Pienso todo el día en ti

    Ik moet de hele dag aan je denken

  • ríes = lacht
  • Te ríes tan dulce

    Je lacht zo lief

  • Me gusta estar contigo = Ik wil bij je zijn
  • Se = zij
  • Se fueron hace tiempo con los demás

    zij gingen een tijdje met elkaar

  • te amo muchisimo = Ik hou heel veel van jou
  • Yo te amo muchisimo

    Ik hou heel veel van jou

  • Yo también a ti = Ik ook van jou
  • te quiero = Ik ben verliefd op je
  • Yo tambíen de ti = Ik ook op jou
  • otra vez? = weer?
  • Cuando te veo otra vez?

    wanneer zie ik je weer?

  • Te esperaré = Ik wacht op je
  • Me gusta = Ik vind
  • Me gusta estar contigo

    Ik vind het fijn om bij je te zijn

  • año = jaar
  • Se han conocido este año

    Ze hebben elkaar dit jaar leren kennen

  • casan = trouwen
  • Juán y Maria se casan

    Juán en Maria gaan trouwen

  • ella = haar
  • Él está muy enamorado de ella

    Hij is dol op haar

  • amigos = vrienden
  • Somos buenos amigos

    Wij zijn goede vrienden

  • soporto = uitstaan
  • No lo soporto

    Ik kan hem niet uitstaan