Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Spaans Nederlands
  • síntomas? = klachten?
  • ¿Cuáles son sus síntomas?

    Wat zijn uw klachten?

  • dolor = pijn
  • ¿Tienes mucho dolor?

    Heb je veel pijn?

  • Qué = wat
  • ¿Qué te duele?

    wat doet het pijn?

  • ¿Como te encuentras? = Hoe voel je je?
  • gracias = Dank je
  • Me encuentro bien. gracias

    Ik voel me goed. Dank je

  • pez = vis
  • Él es tan saludable como un pez

    Hij is zo gezond als een vis

  • Me encuentro mal = Ik voel me slecht
  • estoy enfermo = Ik ben ziek
  • resfriado = verkouden
  • Me he resfriado

    Ik ben verkouden

  • náuseas = misselijk
  • Me dan náuseas

    Ik ben misselijk

  • ganas = drang
  • Tengo ganas de vomitar

    Ik heb drang om te braken

  • mareado = duizelig
  • Estoy mareado

    Ik ben duizelig

  • fiebre = koorts
  • Tengo fiebre

    Ik heb koorts

  • dolor de cabeza = hoofdpijn
  • Tengo dolor de cabeza

    Ik heb hoofdpijn

  • pasará = gaat wel
  • Que pasará

    Dat gaat wel weer over

  • grave = ernstigs
  • No es nada grave

    Het is niets ernstigs

  • operarlo = opereren
  • Vamos a tener que operarlo

    We zullen moeten opereren