Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Spaans Nederlands
  • a primera vista = op het eerste gezicht
  • a través de = middels / door
  • afirmativo = bevestigend
  • ahorrar = sparen
  • al mismo tiempo = tegelijkertijd
  • alguien = Iemand
  • amado = geliefd
  • ambicioso = ambitieus
  • años noventa = de jaren negentig
  • apasionado = gepassioneerd
  • barrer = vegen
  • busca a alguien que… = zoek iemand die…
  • casado = getrouwd
  • casarse = trouwen
  • centrarse = zich richten
  • componer = componeren
  • conducir = autorijden
  • confuso = verward
  • contar = vertellen
  • contigo = met jou
  • cortar el pelo = het haar knippen
  • coser = naaien
  • cualidades de un amigo = kwaliteiten van een vriend
  • de valor = waardevol
  • declarar = verklaren
  • dejar = verlaten
  • desierto / dejar

    verlaten

  • demostrar = bewijzen
  • desierto = verlaten
  • desierto / dejar

    verlaten

  • desorganizado = slecht georganiseerd
  • despistado = verstrooid
  • detallista = perfectionistisch
  • dibujar = tekenen
  • egoísta = egoïstisch
  • el ajedrez = het schaakspel
  • el artículo = het artikel
  • el bombón = de bonbon
  • el carné de conducir = het rijbewijs
  • el chiste = de mop
  • el consumador = de verbruiker
  • el cuidado = de voorzichtigheid
  • el defecto = de negatieve eigenschap / gebrek
  • el dúo = het duo
  • el lío = het gedoe
  • el papá = de papa
  • el piano = de piano
  • el poema de amor = het liefdesgedicht
  • el problema = het probleem
  • el romanticismo = de romantiek
  • el sentido del humor = het gevoel voor humor
  • el sentimiento = het gevoel
  • el tío = de oom
  • el trueque = de ruilhandel
  • el valor = de waarde
  • en realidad = in feite / eigenlijk
  • encontrar = vinden / ontmoeten
  • eres una persona romantica = ben jij een romantisch persoon
  • esquiar = skiën
  • estar enamorado de = verliefd zijn op
  • estar pensando = aan het denken zijn
  • extenderse = zich uitbreiden
  • extraordinario = buitengewoon
  • generoso = gul
  • gente única = unieke mensen
  • hacer la compra = boodschappen doen
  • imaginativo = imaginair
  • impaciente = ongeduldig
  • impuntual = onzorgvuldig
  • incluso = zelfs
  • incluso / aun

    zelfs

  • irresponsable = onverantwoordelijk
  • irse = Weggaan
  • la calidad de vida = de kwaliteit van leven
  • la canción de amor = het liefdesliedje
  • la cena = het diner
  • la civilización = de beschaving
  • la consumadora = de verbruikster
  • la crisis = de crisis
  • la gira = de tournee
  • la historia de amor = het liefdesverhaal
  • la impresora = de printer
  • la informática = de infomatica
  • la jubilación = de pensionering
  • la lavadora = de wasmachine
  • la llave = de sleutel
  • la mamá = de mama
  • la necesidad = de noodzaak
  • la novela rosa = de doktorsroman
  • la opción = de optie / het alternatief
  • la pastelería = de banketbakkerij
  • la pérdida = het verlies
  • la poder adquisitivo = de koopkracht
  • la sonrisa = de glimlach
  • la sorpresa = de verrassing
  • la suerte = het geluk
  • la tarta = de taart
  • la tarta de cumpleaños = de verjaardagstaart
  • la tía = de tante
  • la vivienda = de woning
  • leal = trouw
  • luchar = strijden
  • mentir = liegen
  • nadar = zwemmen
  • nervioso = nerveus
  • no puedes = kun je het niet?
  • no sabes = weet je niet hoe?
  • normal = normaal
  • opinar = van mening zijn / vinden dat
  • optimista = optimistisch
  • parecerse = op elkaar lijken
  • pasárselo bien = plezier
  • perder = verliezen
  • pesimista = pessimistisch
  • poner la lavadora = de wasmachine aanzetten
  • por amor = uit liefde
  • por fin = eindelijk
  • preguntarse = zich afvragen
  • puntual = stipt
  • raro = bijzonder / eigenaardig
  • realista = realistisch
  • recurrir = terugvallen op / teruggrijpen op
  • responsable = verantwoordelijk
  • romántico = romantisch
  • romper = breken
  • sabes cocinar = kun je koken
  • se busca animador = animator gezocht
  • se busca chófer = chauffeur gezocht
  • se busca guía = gids gezocht
  • sentirse = zich goed
  • servir = dienen om te
  • sin duda = zonder twijfel
  • solucionar = oplossen
  • sonar = klinken
  • tener relaciones sexuales = een seksuele relatie hebben
  • totalmente = compleet
  • vegetariano = vegetarisch
  • vivo con mis padres = ik woon bij mijn ouders