Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Spaans Nederlands
  • la libertad = de vrijheid
  • La entrada = de ingang
  • la cola = de rij
  • la discusión = het gesprek
  • la compañía = het gezelschap
  • la pasión = de passie
  • la salida = de uitgang
  • apasionado = hartstochtelijk
  • entusiasta = enthousiast
  • cariñoso = lief
  • sensible = gevoelig
  • sociable = sociaal
  • egoísta = egoïstisch
  • celoso = jaloers
  • ocurrir = gebeuren
  • descansar = uitrusten
  • esperar = wachten
  • compartir = delen
  • pelearse = ruzie maken
  • chocar = botsen
  • acordar = afspreken / overeenkomen
  • la cita = de afspraak / de date
  • el paseo = de wandeling
  • la dirección = de richting
  • el encuentro = de ontmoeting
  • el miedo = de angst
  • el billete de entrada = het toegangsbewijs
  • espontáneo = spontaan
  • aventurero = avontuurlijk
  • infantil = kinderachtig
  • superficial = oppervlakkig
  • fiel = trouw
  • sincero = eerlijk
  • el físico = het uiterlijk
  • el físico / el aspecto

    het uiterlijk

  • la alegría = de vreugde
  • el traje = het pak
  • el sombrero = de hoed
  • el vestido = de jurk
  • el secreto = het geheim
  • el sueño = de droom / de slaap
  • ser capaz de = in staat zijn om
  • seguramente = vast en zeker
  • inmediatamente = onmiddellijk
  • a través de = door / via
  • peor = slechter
  • a menudo = vaak
  • la relación = de relatie
  • la decisión = het besluit
  • la solución = de oplossing
  • la confianza = het vertrouwen
  • fuerte = sterk
  • el mejor = de beste