- Dutch Spanish
- eenentwintig = veintiuno
- tweeëntwintig = veintidós
- drieëntwintig = veintitrés
- vierentwintig = veinticuatro
- vijfentwintig = veinticinco
- zesentwintig = veintiséis
- zevenentwintig = veintisiete
- achtentwintig = veintiocho
- negenentwintig = veintinueve
- dertig = treinta
- veertig = cuarenta
- vijftig = cincuenta
- zestig = sesenta
- zeventig = setenta
- tachtig = ochenta
- negentig = noventa
- honderd = cien
- het getal = el número
- het tiental = la decena
- het honderdtal = la centena